GKBS
met-eigen-ogen…
‘Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan, zoals u hebt beloofd.
Want met eigen ogen heb ik de redding gezien…’ (Lukas 2: 29v).
Dat horen we in het Kerstevangelie Simeon roepen als hij het kind Jezus even in de armen mag houden. Zijn hart gaat helemaal open van blijdschap en hij barst uit in een lofzang.
Hij is zo gelukkig dat heel zijn leven nu af lijkt.
Al die jaren – we krijgen de indruk dat Simeon al een oude man is – heeft hij hiernaar uitgezien. Naar de vervulling van Gods beloften aan Israël, naar de redding.
Nu heeft hij het dan eindelijk gezien. Met eigen ogen!
Hij kan rustig sterven. Nu zijn alle dingen goed.
Intussen heeft Simeon de redding van Israël helemaal nog niet gezien. Wat hij ziet, dat is een kind, dat niets doet en niets zegt, hem voor even toevertrouwd door twee verbaasde ouders die gewoon doen wat iedereen doet, nl. met hun oudste kind in de tempel komen voor een dankoffer.
Verreweg de meeste voorbijgangers daar in de tempel, die dat kind met eigen ogen zagen, hadden niets bijzonders in de gaten.
Wij hadden er wel bij willen zijn, toen met Kerst.
In de stal bij de kribbe.
In het veld met de herders.
Achter die ster aan met de wijzen.
Dan hadden we het ook met eigen ogen kunnen zien. Nu horen we het alleen maar van horen zeggen.
Het punt is natuurlijk: wat hadden we dan gezien?
De inwoners van Bethlehem zullen het kind Jezus ook wel gezien hebben. Maar zij zagen alleen een kind – en niet de redding.
Velen zullen de ster hebben gezien, maar ze zagen alleen een twinkelend lichtpuntje. Geen wegwijzer van Godswege.
Als wij erbij waren geweest, hadden we van alles en nog wat met eigen ogen gezien. Maar het is de vraag of we God hadden gezien. En onze Heer en Heiland. En de redding, die God in Hem geeft.
Zicht, goede ogen – ze zijn een groot wonder, maar we moeten de helderziendheid van onze eigen ogen niet overschatten.
Onze ogen dringen doorgaans niet tot het wezen van de dingen door. Daar is meer voor nodig: liefde, hoop en geloof.
Rondom Kerst geeft God aan enkelen ‘geloofs-ogen’: Maria, Jozef, herders, wijzen, Simeon: zij zien in dit kind Gods hart voor hen en de wereld geopend! Zij zien de redding.
Zo worden zij door de HERE voor ons gegroepeerd rondom de kribbe, om ons te wijzen: bij dit kind moet ge zijn. Kniel voor Zijn kribbe neer!
Velen hebben zich in de loop der eeuwen bij deze wegwijzers gevoegd, om op hun beurt ons naar Jezus te wijzen. Hun ogen zijn aangeraakt en geopend. We hebben van de Redder gehoord en mogen Hem herkennen in dit kind voor ons gekomen. Geloof leert ons zien met andere, maar toch eigen ogen.
Door samenloop van omstandigheden is het zo gekomen dat Kerst en Jaarwisseling aan elkaar verknoopt zijn geraakt. Een gelukkig toeval, mogen we wel zeggen.
Voordat we een oud jaar van ons leven afsluiten en aan een nieuw jaar beginnen, vieren we eerst de komst van de Heiland. Simeon staat op de drempel van het oude en het nieuwe. Op de drempel van zijn leven.
Wat doet hij? ‘Hij neemt het Kind Jezus in zijn armen en looft God’ (vers 28)! Zie naar hem en neem z’n blijdschap over. Vier dan de komst van uw Heiland met vreugde.
En ga met Hem zonder vrees een nieuw jaar in.
Met een lofzang en een gebed:‘
Here Jezus, wees in ons leven luister
en licht in onze pijn,
en in ons kruis en duister
de milde zonneschijn.’
(Gezang 167)
Ds. C.W. Hoek