gereformeerde kerk

groeien in geloof

GKBS

Meditatie: Hoe lang? Hoe lang heeft hij hier al last van?

meditatie
Hoe lang? Hoe lang heeft hij hier al last van?

Het lied ‘ik stel mijn vertrouwen op de Heer mijn God’, is een heerlijk lied om voluit mee te zingen. En dan ook nog in canon. Prachtig. Maar ik heb ‘t ook weleens gezongen terwijl m’n geloof klein was, en ik echt een hobbel over moest en met brok in de keel mee probeerde te zingen. En al zingend leek het wel of God inderdaad aan mij vertrouwen terug gaf.

In Marcus 9 staat de verheerlijking op de berg. Petrus, Johannes en Jacobus zijn met Jezus op de berg en Elia en Mozes komen langs. Een hele bijzondere gebeurtenis met veel betekenis. Even daarna blijkt dat er een vader met een zieke zoon bij de andere discipelen kwam en gevraagd heeft om een gebed van genezing. En die genezing kwam niet. Jezus zegt hier van alles op, onder andere iets over gebed, maar een zinnetje blijft ook hangen. En dat is dat de Here Jezus vraagt: hoe lang al?
Dat is een spannende vraag. Je voelt gewoon dat Jezus vraagt naar hoe lang al tob jij vader met het verdriet, de frustratie, de angst, om je zoon die ziek is? Hoe lang zijn jullie als gezin al aan het zoeken naar goede behandeling? Hoe lang al staat de rest van jullie gezinsleven in het teken van ziekte?
En dan gaat ‘t gesprek verder, en vraagt Jezus de vader naar zijn geloof en realiseert de vader zich: hij gelooft maar hij heeft meer geloof nodig. Hij heeft nieuwe moed nodig, nieuw vertrouwen. En terwijl hij dit eerlijk zegt, is dit een moment van overgave en vertrouwen naar Jezus. Want Jezus moet helpen. Helpen met zijn vertrouwen te laten groeien. Hij zegt: ‘Ik geloof! Kom mijn ongeloof te hulp.’

Deze uitleg van het ongeloof van de vader, las ik in het boek Bonhoeffer als jeugdwerker. Bonhoeffer preekt dit verhaal voor jongeren die belijdenis doen op 9 april 1938. Bonhoeffer waarschuwt de jongeren dat ze niet altijd vol van geloof zullen zijn. Hij zegt dat alle volwassenen weten dat je dagelijks nieuw geloof nodig hebt zoals je dagelijkse brood. Je blijft afhankelijk van God. En vanwege die geloofsreis die jongeren net beginnen en volwassen al een tijdje gaan meestal, haal ik dit aan.
Vorige week mocht ik naar een lezing van de schrijver van dit boek, Andrew Root. Hij deed onderzoek naar wat jongeren en hun ouders bezig houdt. Dat is heel veel, en de kerk bungelt meestal ver weg in het rijtje dingen. En Root realiseert zich, met vele anderen (ook de mensen van Expeditie 360 die we hier vorig jaar startzondag hadden), hoe belangrijk het is om elkaars verhaal te horen. En om door te vragen op ‘hoe lang al’. En om mee te leven met ongeloof en geloof.
Root zei: “Nog te vaak denken we dat ‘getuigenissen’ vooral grote en mooie verhalen moeten bevatten. Maar God verbindt zich juist met kleine, kwetsbare mensen. Hij is te vinden op plaatsen waar geleden wordt en het duister is. Het is belangrijk dat we in de kerk juist ook die verhalen laten klinken. Geen mooie afgeronde levensverhalen, maar ook het zoekend tasten. Jongeren kunnen hier vaak over meepraten! Het is mooi als zij ontdekken dat God ook daar aanwezig is.”

En dan geeft Root een tip: “Dat er geen jonge mensen in de kerk zijn, betekent ook niet dat jonge mensen geen onderdeel uitmaken van de gemeenschap. Vraag (oudere) gemeenteleden om specifiek voor één jongere te bidden en zo met deze jongere mee te leven. Laat jongeren weten dat je voor hen bidt. Waar ze ook zijn, ze worden niet vergeten. Niet door de kerk en helemaal niet door God.”
Zullen we dat samen doen?
Karin Timmerman