GKBS
Column: Kerst en ons lichaam.
Kerst en ons lichaam.
Kerst betekent: God is mens geworden. Lichaam geworden. ‘Het Woord is vlees geworden’ in Bijbeltaal. Bekend, denk ik. Wij horen het vaak. Wellicht te vaak. Want, wat zijn eigenlijk de consequenties daarvan?
God groeide als een foetus in een baarmoeder. Werd baby, gewikkeld in doeken. Groeide op in Israël. Zat als twaalfjarige in een kring van wijzen en verbaasde hen met zijn inzicht. Was een man, die kinderen tot zich liet komen, hen omarmde en zegende. Hij at en dronk. Hij feestte en leefde mee. Een mens die slijk vormde van stof op de weg en zijn speeksel en op blinde ogen legde. Die zijn vingers stak in de oren van een dove. Die een doodgewaand meisje bij de hand pakte. Die een geliefde leerling aan zijn borst drukte. Die voor de verlorenen een gastheer aan zijn tafel was. Die zich zalven liet met geurende nardusbalsem.
Die werd gekruisigd. God lijdt in zijn lichaam. Een mens enkel gehuld in een lendendoek. God is een naakte mens. Naakt lichaam. En op de Paasmorgen wordt Jezus lichamelijk opgewekt. God is lichaam geworden.
Anderzijds heeft de kerk in het algemeen het moeilijk met het lichaam. Gevoelens, de veelsoortige liefde en seksualiteit zijn heikele onderwerpen. LHBT -ers zijn onzeker over hun plaats in de gemeenschap. En – om iets anders te noemen - wij ‘zitten’ in de kerk.
Als er nou één godsdienst een positieve plaats zou moeten geven aan het lichaam, dan is het wel de onze: God is lichaam geworden, immers.
Als deze coronatijd nou iets duidelijk maakt, dan is dat, dat wij ons lichaam zijn. Niet voor niets dat wij het samen zijn zo missen. Elkaars nabijheid, de aanraking missen. Geen handen mogen geven. Geen knuffel bij de doop, bijvoorbeeld. Geen omhelzing bij een condoleance. Afstand moeten houden. Er is een nieuw woord ontstaan: ‘huidhonger’. Daar is geen uitleg bij nodig. Wij hebben niet alleen een lichaam. Wij zijn het ook.
Laten we eens kijken naar onszelf. En dan vanuit Kerst, God lichamelijk in ons midden. En vanuit onze verlegenheid en maatschappelijke nood. Ik zelf zie dan het volgende.
De sacramenten van doop en avondmaal zijn zo lichamelijk. Doopwater dat over je hoofd of je hele lichaam stroomt. De olie waarmee je dan gezalfd wordt. Voorhoofd, beide handen. Aangeraakt door en gezalfd met de heilige Geest.
En met het Avondmaal eet je brood, neemt een slokje van de wijn. Je proeft, je ruikt. Door de kracht van de heilige Geest hebben wij daadwerkelijk gemeenschap met Christus. God is zo lichamelijk.
Er is alles voor te zeggen om lichamelijkheid meer ruimte te geven.
Bijvoorbeeld door vaker het avondmaal te vieren. In niets komt Jezus ons zo lichamelijk nabij. Is dan met ons, in ons. Wat let ons om dit echt te víeren?
Door zalving met olie de plaats te geven die het toe komt. Zoals de olie de huid doordrenkt en geurt, zo mag de heilige Geest iemand doordringen en doorademen. Iemand die ziek is. Iemand die gebed vraagt. Iemand die voor een beslissing staat.
Een apart hoekje in onze kerken. Met de namen van onze dopelingen. En van onze overledenen. Om hierbij stil te staan, of te knielen, te buigen, te mijmeren.
Door bijvoorbeeld op de eerste dag van de veertigdagentijd een ‘askruisje’ aan te bieden en te halen. Zodat je voelt en het ook lichamelijk aan ons te zien is dat wij ‘getekend zijn door’ het kruis van Christus.
Laten we de ‘open kerk’, op door de weekse dagen, ook na corona voortzetten. Lopen naar een speciale plek. Een kaarsje aansteken. Schrijven in een intentieschrift. Er is wat te zien, te ruiken, te doen en horen.
Er zijn ook andere dan hé -mensen en hé-hé-relaties. Ook dat vraagt ruimte.
Kerst. God is lichaam geworden. Het betekent nogal wat. Een goed nieuwjaar toegewenst!
Ds. Dick Luijmes